Plantweerbaarheid sturen met groeimedia

Plantweerbaarheid sturen met groeimedia

Om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te voorkomen, wordt geprobeerd het microbioom rond de wortels weerbaarder te maken. In een desk study voor LNV wordt beschreven hoe, via het microbioom, met groeimedia en andere teeltmaatregelen de weerbaarheid te sturen is.

Eerst wordt besproken welke groeimedia kunnen dienen als de basis voor een actief en divers microbioom in de wortelomgeving. Belangrijk is het besef dat het gaat om een optimum voor stabiliteit (1000-2000 mg koolstof/m2/d), waaronder en waarboven de kansen voor ziekten toenemen. Stabiliteit staat voor de mate waarin een groeimedium kan worden afgebroken door micro-organismen. In een groeimediummengsel kunnen iets te onstabiele en iets te stabiele bestanddelen elkaar compenseren. Hoog stabiele groeimediabestanddelen zijn kokosproducten (gruis, vezel en brokken), schors, biochar, sfagnum en bioschuimen. Laag stabiele groeimediabestanddelen zijn houtproducten (vezel, en korrels). Groeimediabestanddelen met te lage stabiliteit om ongemengd toe te passen zijn composten, champosten en veel vezelproducten (vlas, hennep, grassen). Om weerbare teeltsystemen te ontwerpen moet een keuze uit de stabiliteitsgroepen gecombineerd worden met een bijpassende keuze van plant, meststoffen, organische toevoegingen en de te verwachten abiotische instellingen (temperatuur, watergehalte, zuurgraad en zuurstofaanvoer).

Na bespreking van de materialen volgt een inventarisatie van maatregelen ter beschikking van de teler. De snelheid waarmee koolstof vrijkomt uit een groeimediabestanddeel is een belangrijke en meetbare indicatie van de microbiële activiteit. De microbiële activiteit is ook afhankelijk van de koolstof vrijgemaakt door de plant, de (organische) meststoffen en de organische toedieningen. Daarnaast moet rekening gehouden worden met omgevingsfactoren, in elk geval temperatuur, vochtgehalte en zuurgraad. De teler heeft invloed op de omgevingsfactoren, de aard van de toegevoegde organische stofbronnen (via groeimedium, organische mest en organische toedieningen) en de hoeveelheid, frequentie en van verspreiding van toedieningen. Belangrijk is dat er een optimum is voor de microbiële activiteit, dat ligt tussen het vrijkomen van 1000 tot 2000 mg koolstof per vierkante meter per dag. Daarmee zijn de bovengenoemde maatregelen nu al meetbaar in te stellen. Even belangrijk is dat mogelijk ontbrekende data (hoe snel breekt een groeimediacomponent of organische verbinding af) met bestaande routinemetingen te bepalen is.

Het rapport is de uitwerking van een van de actiepunten in het LNV uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 (UP GB).

Bron: Wageningen U&R BU Glastuinbouw

Deel artikel



Meest gelezen